dinsdag 24 april 2018

Tijd om te gaan

Na viereneenhalf uur in een oud busje, ingeklemd tussen zwijgende passagiers en proberend vooral niet misselijk te worden van de slingerende bergweg vol gaten, voelde het als een bevrijding toen we bij de grens uit moesten stappen voor de paspoortcontrole. Met enige weemoed keken we nog een keer om naar de Armeense bergen. Na acht jaar waren we weer even terug in het land waar zoon zijn eerste jaren doorbracht en waar dochter werd verwekt. We waren weer even terug in de stad waar we slechts een kleine twee jaar woonden maar die niettemin onze favoriet is, waar oud en nieuw naadloos in elkaar overlopen, waar alles te voet te doen is en vooral waar de mensen zo vreselijk vriendelijk zijn. We zagen onze oude vrienden weer terug, ons huisje, onze Russische lerares. In een paar dagen tijd werden we met zoveel genegenheid weer in zoveel oude bekende armen gesloten dat een gelukzalig gevoel van nostalgie bezit van ons nam. Ooit, zeiden we tegen elkaar, zullen we weer in Yerevan wonen.

Maar nu riep de plicht en moesten we weer naar huis. Het oude busje stond al klaar aan de Georgische kant van de grens waar we onze reis zouden voortzetten. Een gangetje, twee hokjes met ieder twee douanebeambten en geen rij. De zon scheen en we waren er bijna. Een stempel in man’s paspoort, een stempel in zoon’s paspoort, in dochter’s paspoort, loopt u maar door. Mijn beurt. De douanebeambte keek naar mijn paspoort, keek toen naar mij en vervolgens naar zijn collega. Samen keken ze naar iets dat in hun hokje hing maar dat ik niet kon zien. Ze stelden me een vraag in het Armeens. Vriendelijk antwoordde ik in het Russisch dat ik geen Armeens spreek. Bladzijde voor bladzijde bladerden de mannen tergend langzaam door mijn paspoort heen. Man zond me vragende blikken toe vanaf de andere kant van het klapdeurtje. Ik beantwoordde met een al even vragende blik. De twee beambten in het andere hokje werden er bij gehaald. Vier paar ogen keken me bestuderend aan en keken vervolgens weer naar het iets in hun hokje.

Tot mijn grote ergernis begon ik het warm te krijgen. Nonchalant trok ik mijn vest uit en glimlachte vriendelijk. De mannen praatten nauwelijks maar keken des te meer. Ik dacht terug aan de eerste keer dat we terug gingen naar een land waar we eerder woonden. Zeven jaar na dato reisden we met de kinderen naar het land waar zoon ter wereld kwam, Ecuador. Ook dat was een reis vol herkenning, weemoed en nostalgie. Toen we na twee weken terug wilden vliegen naar Venezuela, werd ik bij de paspoortcontrole tegen gehouden en mocht het land niet uit. Ik kwam terecht in een slechte B-film die drie dagen duurde. In mijn hoofd begonnen alarmbellen te rinkelen. Het zou me toch niet nog een keer gebeuren? Ik had het inmiddels bloedheet. Mijn wangen begonnen te gloeien en waren ongetwijfeld net zo rood als ze aanvoelden.

Aan de andere kant van het klapdeurtje begonnen de kinderen ongeduldig te worden. Ik zag man verwoede pogingen doen om zicht te krijgen op het iets dat de douanebeambten zo zorgvuldig bestudeerden en kennelijk met mij in verband brachten. Hij tuurde het hokje in en ik zag ineens zijn ogen groter worden. Hij keek naar het iets, toen naar mij, weer naar het iets en begon toen te grijnzen. Hoewel dat op zich een geruststellend effect had, waren de mannen in het hokje allerminst aan het grijnzen. Er waren hooguit vier minuten verstreken, maar ik had het gevoel alsof ik daar al urenlang stond, wachtend op de formulering van de aanklacht, met rode wangen en klamme handen die reeds ‘schuldig’ leken te roepen nog voor het proces was begonnen.

Terwijl ze vier man sterk met strenge blik naar mij keken, werd mij wederom in het Armeens een vraag gesteld. Zo vriendelijk en ontspannen mogelijk antwoordde ik nogmaals dat ik geen Armeens spreek. De douanebeambten overlegden met elkaar. Hun blikken gingen nog eenmaal naar mij, mijn paspoort en het iets in het hokje. Toen vertrokken twee van de vier mannen weer naar hun eigen hokje, werd er met ferme druk een stempel in mijn paspoort gezet en ging het klapdeurtje open.

Terwijl we Georgië binnenliepen, sloeg man zijn arm om me heen en lachtte. In het hokje hing een vel papier met daarop vier foto’s van Armeense vrouwen die werden gezocht voor ongetwijfeld ernstige misdrijven. Eén van die vrouwen leek op mij. Of ik op haar. Volgens man was de gelijkenis verbluffend en moest hij zelfs twee keer kijken om zich er van te overtuigen dat de vrouw op de foto de zijne niet was. Lachend hesen we ons in het oude busje, opgelucht onze weg vervolgend.

Inmiddels zijn we weer thuis. Als een bezetene ben ik onze administratieve papierwinkel aan het uitmesten. Mijn grensperikelen hebben er voor gezorgd dat ik zo zeker mogelijk wil zijn dat alles op orde is. Alle rekeningen betaald, geen openstaande parkeerboetes, een lijst met automatische betalingen en abonnementen die opgezegd moeten worden voor we het land verlaten. Ik probeer te achterhalen welke niet-bestaande regeltjes ons in de toekomst zouden kunnen dwarsbomen en hoe ik de lokale instanties kan overhalen om ons op tijd te informeren over op ons van toepassing zijnde regels. Ooit zullen we ook naar ons huidige woonland willen terugkeren om alle plekken te bezoeken waar zoveel dierbare herinneringen liggen.

Ik heb nog twee maanden de tijd om onze drie jaar in Kazakhstan administratief waterdicht af te sluiten. Het is tijd. Tijd om dit prachtige land te verlaten en afscheid te nemen van de seizoenen en de bergen. Een nieuwe bestemming wacht op ons. De komende twee jaar gaan we het Afrikaanse continent ontdekken vanuit Ethiopië om een steentje bij te dragen aan de bescherming en het welzijn van de vele duizenden vluchtelingen. Het is tijd om de koffers weer te pakken.
April 2018

maandag 16 april 2018

De hutkoffer XI


Jaren geleden schreef ik: "Ik heb een grote oude houten hutkoffer. Propvol oude lappen en oude kleding, gescheurd, met onuitwasbare vlekken of om een andere reden niet langer draagbaar. Maar sinds ik naai, bewaar ik nog meer dan voorheen. Je weet immers nooit waar het nog goed voor kan zijn. Ik drijf mijzelf tot wanhoop. Inmiddels zit de hutkoffer dus propvol en slaat de vocht in de inhoud. Tijd voor actie. Er moet gerecycled worden."
 
Tien keer heb ik een item uit de hutkoffer vermaakt tot iets nieuws. Toen kwam de klad er in en ebde de noodzaak weg. Maar nu is het weer tijd voor actie. De hutkoffer moet leeg.  


Dit zomerjurkje kocht ik om het stofje, maar ik droeg het vrijwel nooit. Te kort, de taille net te hoog. Het belandde in de hutkoffer. Toen dochter's oog er op viel, ging ze glimmen. Dat jurkje wilde zij wel hebben.


De verandering lijkt minimaal, maar er kwam heel wat meten, tornen, knippen en stikken bij kijken. Het resultaat was het waard. Kind blij met de jurk, ik blij dat het stofje het daglicht toch nog mag zien.